Blog Layout

Koffiedrinken op Plein 4

Marcel Hendriks • feb. 01, 2016
Fatih Birol, de huidige directeur van het International Energy Agency (IEA), zei in 2008 "we should leave oil before it leaves us". Die bezwerende woorden zijn inmiddels regeringsbeleid geworden. Begin dit jaar, bij de presentatie van het "Energierapport: transitie naar duurzaam", gaf minister van Economische Zaken Henk Kamp aan dat het fossiele tijdperk voorbij is en dat Nederland zo snel mogelijk moet omschakelen op duurzame energiebronnen.

Volgens de minister spelen fossiele brandstoffen voorlopig nog wel een belangrijke rol in die transitiefase, die decennia gaat duren. Dat is maar goed ook want de weg naar een duurzame economie is lang, kostbaar, vraagt om innovatie en nieuwe technieken. De geopolitieke en maatschappelijke gevolgen zullen groot zijn. Het is volgens Kamp wel zaak om er zonder dralen mee te beginnen.

Hoe kan het Ministerie van Defensie die uitdaging oppakken? Als een van de grootste gebruikers van energie in Nederland en veruit de grootste bij de overheid, zou Defensie een voortrekkersrol moeten willen spelen. Eerste stappen daarbij zijn het afzien van de bestaande uitzonderingspositie, een beter inzicht in het huidige en het toekomstige energiegebruik en het tonen van politiek leiderschap.

Afzien van uitzonderingspositie

Al in 2007 bij het vaststellen van de klimaatdoelstellingen van Balkenende IV, heeft de staatsecretaris van Defensie met de minister van VROM afgesproken dat Defensie aan de klimaatdoelstellingen voldoet voor vastgoed en dienstauto's. Voor de wapensystemen werd dat niet verplicht omdat daarmee de operationele inzet in het gedrang zou komen. In het onlangs vastgestelde Defensie Energie- en Milieubeleid 2015-2018 (DEM 2015) wordt aan die uitzonderingspositie vastgehouden.

Daarmee hebben Defensie- en de defensie-industrie een carte blanche als het gaat om het energiegebruik van nieuw te ontwikkelen wapensystemen. Resultaat is dat het energiegebruik van wapensystemen structureel blijft toenemen en er technisch weinig vooruitgang wordt geboekt. Er zijn wel een paar uitzonderingen te rechtvaardigen - zo kunnen moderne motoren slecht tegen brandstoffen met veel zwavel wat niet ongebruikelijk is in mogelijke inzetgebieden - maar daar zou Defensie per geval bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu een ontheffing voor kunnen aanvragen.

Inzicht in het huidige energiegebruik

Weten hoeveel energie je verbruikt en wie die gebruikers zijn, ligt aan de basis van alle pogingen om het energieverbruik te verminderen. Van het totaal wordt circa 40% gebruikt voor de normale bedrijfsvoering op kazernes en terreinen, vliegvelden en havens. Daar bestaat dankzij een steeds beter netwerk van gas- en elektriciteitsmeters en de centrale registratie van die meetgegevens, redelijk zicht op.

De andere 60% (de operationele energie) wordt gebruikt bij de inzet van gevechtsvoertuigen, schepen en vliegtuigen. Waar die enorme hoeveelheid brandstof aan opgaat, is administratief een zwart gat. Waar andere Westerse landen al beschikken over gedetailleerde overzichten met het verbruik per krijgsmachtdeel met onderverdelingen naar de verschillende hoofd- en hulpwapensystemen, heeft Nederland die niet. Dat kan met alle kostbare managementinformatiesystemen waarover Defensie beschikt, toch niet zo moeilijk zijn?

Inzicht in het toekomstige energiegebruik

Defensie heeft ook geen idee hoe groot de toekomstige behoefte aan brandstof is. Defensie tast in het duister omdat het niet beschikt over de brandstofverbruikgegevens van de nieuw te introduceren wapensystemen. Daarmee wordt het wel erg moeilijk om de in de DEM 2015 gestelde streefdoelen om minder afhankelijk te worden van fossiele brandstoffen, te halen.

Defensie investeert in wapensystemen die wel 30 tot 40 jaar meegaan. Tegen die tijd moet de energietransitie voor een groot deel z'n beslag hebben gekregen. Als de bakens niet worden verzet loopt Defensie het risico dat de wapensystemen die nu worden ontwikkeld en geïntroduceerd halverwege hun operationele levensduur moeten uitfaseren. Niet meer inzetbaar omdat de brandstofkosten te hoog zijn of omdat de "peut" niet meer beschikbaar is.

Tijd misschien voor een moratorium voor alle grote materieelprojecten bij Defensie? Geen contracten meer ondertekenen voordat nieuwe aankopen aan een energie stress-test zijn onderworpen? Dat is misschien wel zo verstandig om ervoor te zorgen dat nieuwe wapensystemen niet voortijdig eindigen als onbruikbare sta-in-de-wegs?    

Politiek Leiderschap tonen

In de DEM 2015 staan wel een paar ambitieuze streefdoelen om de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen maar daar is nog geen enkel begin mee gemaakt. Dat wordt nog uitgewerkt in een Operationele Energiestrategie (OES) waar al sinds 2012 aan wordt gewerkt. Defensie laat zuinigjes weten dat de OES mogelijk nog deze beleidsperiode gereed komt.

Vreemd is dat de DEM 2015 in tegenstelling tot haar inhoudelijke voorganger, niet is voorzien van een voorwoord van de minister en alleen intern binnen Defensie is verspreid; alsof de minister er zich niet aan wil branden.

Verbazing wekt ook dat het Jaarverslag 2014 Defensie, in tegenstelling tot voorgaande jaren, de hoeveelheid operationele energie niet meer rapporteert. Is die 5,5 Peta Joules - de energiebehoefte van een middelgrote stad - opgegaan in een administratief rookgordijn dat Defensie optrekt? 

De indruk ontstaat dat minister Hennis de energietransitie nog niet hoog in haar vaandel heeft staan. Dat het in ieder geval niet de urgentie heeft waar minister Kamp op aandringt. Als Henk Kamp zin heeft in een ommetje kan hij misschien eens koffie drinken op Plein 4. Hij weet er de weg.  

NB De Minister van Defensie heeft op 15 februari de Tweede Kamer de Operationele Energiestrategie aangeboden.
 
foto PN Media: Ministerie van Defensie Plein 4 in Den Haag
Share by: