Blog Layout

De Operationele Energiestrategie; een eerste stap

Marcel Hendriks • feb. 15, 2016
In februari heeft de minister van Defensie de Operationele Energiestrategie (OES) aan de Tweede Kamer aangeboden. De OES moet in de toekomst militaire inzet minder afhankelijk maken van de beschikbaarheid van fossiele brandstoffen. Gaat de OES de mammoettanker Defensie op een nieuwe koers krijgen?

De OES heeft een logische opbouw namelijk missie – ambitie – strategie. De missie is in de toekomst te kunnen blijven beschikken over een krijgsmacht die ook op het hoogste niveau de strijd aan kan met landen en organisaties die onze veiligheid bedreigen; tegenstanders die vaak nog wel beschikken over resterende reserves olie en gas. De ambitie is vastgelegd in een aantal doelstellingen: in 2050 70% minder afhankelijk van fossiele brandstoffen en kampementen geheel zelfvoorzienend. Ambitieuze doelstellingen die min of meer in lijn zijn met de nationale doelstellingen. 

De strategie bestaat uit twee stappen. Tot 2030, waarin Defensie 20% minder afhankelijk van fossiele brandstoffen is en de kampementen de helft van hun energie duurzaam opwekken, vertrouwt de minister op het toepassen van bestaande technologiën, het aanpassen van bestaand materieel en quick wins. Het leeuwendeel van de doelstellingen moet na 2030 worden gerealiseerd door het toepassen van "doorbraaktechnologie" en de introductie van nieuw materieel.

Missie en ambitie lezen als een betrokken en goed geïnformeerd manifest met een scherpe focus op de noodzaak de krijgsmacht voor te bereiden op het post-fossiele tijdperk. Bij de strategie zijn echter een paar kanttekeningen te plaatsen. 

Strategie tot 2030 

De OES bevestigt dat Defensie formeel niet hoeft te voldoen aan nationale regelgeving aangaande het klimaatbeleid omdat de mogelijkheden binnen het operationele domein veel geringer zouden zijn dan elders. Er is volgens de OES ook minder rendement te behalen dan in het civiele domein en de ontwikkelingen op de markt bepalen voor een groot deel de mogelijkheden.  

Daarmee verschuilt Defensie zich te gemakelijk achter de (defensie)industrie als excuus voor het nog steeds toenemende brandstofgebruik. Defensie heeft bij investeringen tot nu toe nooit grenzen gesteld aan het energiegebruik met als gevolg dat de defensie-industrie hieraan weinig aandacht heeft besteed.

Wapensystemen die de komende jaren worden geïntroduceerd zullen minimaal 30 jaar brandstof gebruiken. Dat "belast" niet alleen de doelstellingen "2030" maar ook de periode daarna. Om de OES te laten slagen, is het van groot belang om ook alle lopende projecten nog te beoordelen op de mogelijkheden het energiegebruik te verminderen.

Strategie 2030 -2050 

De echt grote stappen moeten na 2030 worden gezet. De OES verwacht net zoals het "Energierapport; transitie naar duurzaam" van Minister Kamp veel van zogenaamde "doorbraaktechnologie". Als daarbij alleen wordt gedacht aan nieuwe energie- en chemische technologie dan is dat ijdele hoop. Er kunnen ongetwijfeld nog stappen worden gezet maar ook Defensie ontkomt niet aan de wetten van de thermodynamica. Het perpetuum mobile zal niet in legergroen of marine- luchtmachtblauw op het slagveld verschijnen.

Er is op termijn dan ook veel meer te verwachten van wapenplatformen die niet per se groter, zwaarder en sneller moeten zijn dan hun tegenstanders maar hun superioriteit ontlenen aan C4I in combinatie met de effectiviteit van de afgevuurde projectielen. Ook het verder inzetten op robotica, onbemande platformen en swarming (gebruik van grote aantallen lichte semi-autonome onbemande wapendragers) verbetert de slagkracht met minder energie. Lichte, flexibele en moeilijk te detecteren platformen moeten de voorkeur krijgen boven zware wapensystemen die hun bescherming vooral ontlenen aan bepantsering. 

Een mooi voorbeeld van dat eerste, inzetten op C4I, is een recent interview met Admiraal Richardson, de Amerikaanse Chief of Naval Operations. Hij pleit voor schepen die kunnen voldoen aan de wet van Moore. Eenheden die hun rekenkracht elke 18 maanden kunnen verdubbelen en daarmee hun tegenstanders de baas zijn. Dat is volgens Richardson zinvoller dan te investeren in het vergroten van de fysieke eigenschappen van platformen.

Andere wapensystemen vragen wel om andere operationele concepten. Gelukkig houdt de OES die ontwikkeling wel open al moet een beetje tussen de regels door worden gelezen. De OES schrijft wat vrijblijvend:

"Er zal meer aandacht besteed worden aan het ontwikkelen van operationele concepten die bijdragen aan het verminderen van de energieafhankelijkheid bij operaties".

Meer in lijn met de missie en de ambitie zou zijn:

"Defensie zal waar mogelijk operationele concepten ontwikkelen die bijdragen aan het verminderen van de energie-afhankelijkheid bij operaties".

Plan van Aanpak belangrijk maar .... 

De OES is een eerste stap op weg naar een nieuwe krijgsmacht. Missie en ambitie geven de juiste richting aan maar bij de strategie lijkt koudwatervrees nog de overhand te hebben. Alsof Defensie de consequenties nog niet goed onder ogen ziet: alleen wapensystemen die minder brandstof gebruiken dan de systemen die ze vervangen, dragen bij aan een veiliger wereld.

Defensie gaat een Plan van Aanpak maken om de OES in maatregelen uit te werken. Dat is belangrijk om de vernieuwing momentum te geven en daarover de regie te kunnen voeren. Het maken van zo'n plan kost tijd maar de afzonderlijke krijgsmachtdelen kunnen alvast anticiperen. Snel en goed inspelen op de uitdagingen die de OES stelt aan het toekomstig materieel en de wijze van opereren, geeft een voorsprong op degenen die vasthouden aan het oude vertrouwde.  
Foto: hopen op doorbraaktechnologie?
Share by: