Blog Layout

Biobrandstoffen bij expeditionaire inzet

Marcel Hendriks • mrt. 01, 2014
In Hengelo wordt een innovative biomass-to-liquid fabriek gebouwd.

Op 8 februari 2014 is in Hengelo de bouw van de eerste Nederlandse fabriek voor de productie van pyrolyse olie begonnen. Bij dit biomass-to-liquid proces wordt de biomassa in zeer korte tijd en zonder toevoeging van lucht verhit. De damp die daarbij vrijkomt, wordt vervolgens gecondenseerd waarna een vloeibare koolwaterstof, pyrolyse olie genaamd, ontstaat. De pyrolyse olie is geschikt voor gebruik in verwarmingsketels, OPRA gasturbines en waarschijnlijk binnen niet al te lange tijd ook in dieselmotoren .

De nieuwe fabriek EMPYRO - de naam staat voor Energy & Materials from Pyrolysis - werkt op basis van een technologie die is ontwikkeld door de Technische Universiteit Twente. De projectontwikkeling is in handen van het in Enschede gevestigde bedrijf BTG-BTL (www.btg-btl.com). De EMPYRO gaat met de biomassa elektriciteit produceren en stoom/warm water leveren aan omliggende bedrijven en aan een warmtenet. Met Friesland Campina is een 12-jarig contract afgesloten voor de levering van pyrolyse olie. Wanneer in vol bedrijf, gaat de EMPYRO 5 ton/per uur aan biomassa verwerken. Daarmee wordt jaarlijks tot 20.000 ton CO2 bespaard. Kan Defensie iets met deze nieuwe en innovatieve productie van biobrandstoffen?

Biobrandstoffen zijn bij expeditionaire inzet geen echt alternatief voor fossiele brandstoffen.

Biobrandstoffen kunnen voor een deel de afnemende beschikbaarheid van fossiele brandstoffen compenseren. In verschillende landen zijn "biobrandstoffen", in bijna alle gevallen op basis van methanol of FAME biodiesel, al aan de pomp te krijgen. Ook Defensie kan biobrandstoffen gebruiken als vervanging van diesel. Maar als biobrandstoffen net zoals de gewone diesel over grote afstanden en door gevaarlijk gebied moeten worden vervoerd, is het geen echt alternatief. Het transport is niet alleen erg duur maar zelfs met Force Protection, kwetsbaar en riskant. Op den duur ondermijnt een gebrek aan energiezekerheid de expeditionaire inzet van de troepen.

Tenzij ze lokaal worden geproduceerd!

Biobrandstoffen zijn bij expeditionaire inzet wel een alternatief als ze ter plaatse worden geproduceerd. Energie voor Inzet heeft BTG-BTL gevraagd wat de mogelijkheden zijn om met een kleine pyrolyse-installatie op of nabij een compound pyrolyse olie te produceren. Voor het antwoord is BTG-BTL uitgegaan van een aanvoer van 0.5 ton (droge)biomassa per uur; eentiende van de EMPYRO. Die hoeveelheid wordt haalbaar geacht wanneer de biomassa in een rurale omgeving met beperkte middelen moet worden aangevoerd. Het antwoord was:
  • Er zijn technisch noch logistiek grote hindernissen om een fabriek met een biomassa aanvoer van 5 ton/uur te downscalen naar een semi-permanente installatie met een aanvoer van 0,5 ton/uur.
  • een installatie met een aanvoer van 0.5 ton/uur kan waarschijnlijk in 35% tot 55% van de totale energiebehoefte van een compound met 500 militairen voorzien. Dat is het equivalent van dagelijks 17 cum diesel.
  • Als de installatie uit 10-15 containers kan worden opgebouwd en langere tijd kan draaien, zijn de besparingen enorm (tot 120.000 € per dag) en zijn de investeringen binnen een half jaar terugverdiend.
Het zelf op locatie pyrolyse olie produceren kan natuurlijk alleen wanneer er in de directe omgeving van de compound enige mate van landbouw mogelijk is. Bovendien moet het voor de boeren veilig genoeg zijn om hun snoei- en landbouwafval naar de installatie te brengen. Als die voorwaarden aanwezig zijn, verbetert de energiezekerheid aanzienlijk en wordt enorm op de kosten bespaard. Omdat de boeren voor de aanvoer van hun afval worden betaald, wordt geld dat anders aan de logistieke keten opgaat, in de lokale economie gestoken. Over het algemeen het beste vrede- en veiligheid bevorderende instrument waarover Defensie beschikt. 
Share by: